Op de Walpersberg stonden niet de vliegtuigen maar de mensen centraal. Voor de bouw en exploitatie van de REIMAHG-fabriek werden tussen 1944 en 1945 ongeveer 14.000 mannen, vrouwen en kinderen uit vrijwel heel Europa hierheen gedeporteerd. Velen waren burgers uit de Sovjet-Unie, Polen of Italië, anderen krijgsgevangenen uit Slowakije of West-Europa. Zij moesten onder dwang zware arbeid verrichten – in de tunnels, op de startbaan, op de bouwplaatsen.
De leefomstandigheden in de kampen waren catastrofaal: honger, kou, benauwdheid en geweld bepaalden de dagelijkse routine. Ziekten verspreidden zich snel en medische zorg was nauwelijks aanwezig. Mishandelingen door bewakers en kampleiders waren schering en inslag. Veel dwangarbeiders stierven aan uitputting, honger of geweld. Het exacte aantal doden op de Walpersberg is onbekend; minimaal duizend namen zijn gedocumenteerd.
Ondanks de brute omstandigheden ontwikkelden de betrokkenen strategieën om te overleven: kleine hulpgemeenschappen, wederzijdse steun, het ruilen van voedsel of het verzamelen van resten hielpen hen om het hoogstnodige veilig te stellen. Sommigen hielden in het geheim dagboeken bij die tot op vandaag getuigen van hun lijden én hun wil om te overleven.